Vertaling van bouw

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bouw [m], constructie [v], gebouw [o], opbouw {zn.}
construcción [v] (la ~)
Het gebouw is op het moment in aanbouw.
El edificio está en construcción.
bouw [m], aanbouw [m], constructie [v] {zn.}
construcción [v] (la ~)
De brug is in aanbouw.
El puente está en construcción.
De brug is nog steeds in aanbouw.
El puente todavía está en construcción.
bouw [m], constructie [v], samenstelling [v], structuur [v] {zn.}
estructura [v] (la ~)
De hersenen hebben een ingewikkelde structuur.
La estructura del cerebro es compleja.
beschaving [v], bouw [m], cultuur [v], verbouwing [v], teelt {zn.}
cultura [v] (la ~)
cultivo [m] (el ~)
Europa heeft meer cultuur!
¡Europa tiene más cultura!
Ze hadden een eigen cultuur.
Ellos tenían una cultura propia.
bouwen, opbouwen, timmeren {ww.}
carpintear

ik bouw

yo carpinteo
» meer vervoegingen van carpintear

aanleggen, bouwen, construeren {ww.}
construir
redactar
edificar

ik bouw

yo construyo
» meer vervoegingen van construir

Ze zijn zes maanden bezig geweest om het huis te bouwen.
Tardaron seis meses en construir la casa.
Zijn plan is, een brug over die rivier te bouwen.
Su plan es construir un puente por sobre ese río.