Vertaling van brand

Inhoud:

Nederlands
Spaans
brand [m], vuurzee {zn.}
incendio [m] (el ~)
Vier gezinnen kwamen om in de brand.
Cuatro familias murieron en el incendio.
In geval van brand, bel 119.
En caso de incendio, marque 119.
brand [m] {zn.}
carbón [m] (el ~)
caries [v] (la ~)
añublo [m] (el ~)
neguilla
tizón [m] (el ~)
brand {zn.}
tizón [m] (el ~)
carbón [m] (el ~)
branden, verbranden {ww.}
quemar
encender

ik brand

yo quemo
» meer vervoegingen van quemar

aan zijn, branden {ww.}
arder
quemarse

ik brand

yo ardo
» meer vervoegingen van arder

Met deze ogen zal ik bergen zien branden.
Con estos ojos, veré arder a las montañas.
De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.
El pastor dijo que Tom iba a arder en el infierno.
braden, branden, roosteren {ww.}
tostar
asar

ik brand

yo tuesto
» meer vervoegingen van tostar

branden, distilleren, overhalen, stoken, destilleren {ww.}
destilar

ik brand

yo destilo
» meer vervoegingen van destilar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Wat staat er in brand?

¿Qué se está quemando?

In geval van brand, bel 119.

En caso de incendio, marque 119.

De oorzaak van de brand was bekend.

La causa del fuego era conocida.

Vier gezinnen kwamen om in de brand.

Cuatro familias murieron en el incendio.

Volgens de krant was er gisteren een grote brand.

Según el periódico, hubo un gran incendio anoche.

Gebruik niet de lift in geval van brand.

No use el ascensor en caso de incendio.

Vorige nacht was er een grote brand in de buurt.

Anoche hubo un incendio en el vecindario.


Gerelateerd aan brand

vuurzee - branden - verbranden - aan zijn - braden - roosteren - distilleren - overhalen - stoken - destilleren