Vertaling van branden

Inhoud:

Nederlands
Spaans
branden, verbranden {ww.}
quemar
encender

wij branden
jullie branden
zij branden

nosotros quemamos
vosotros quemáis
ellos/ellas queman
» meer vervoegingen van quemar

branden, distilleren, overhalen, stoken, destilleren {ww.}
destilar

wij branden
jullie branden
zij branden

nosotros destilamos
vosotros destiláis
ellos/ellas destilan
» meer vervoegingen van destilar

aan zijn, branden {ww.}
arder
quemarse

wij branden
jullie branden
zij branden

nosotros ardemos
vosotros ardéis
ellos/ellas arden
» meer vervoegingen van arder

Met deze ogen zal ik bergen zien branden.
Con estos ojos, veré arder a las montañas.
De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.
El pastor dijo que Tom iba a arder en el infierno.
braden, branden, roosteren {ww.}
tostar
asar

wij branden
jullie branden
zij branden

nosotros tostamos
vosotros tostáis
ellos/ellas tuestan
» meer vervoegingen van tostar

brand (mv. branden) [m], vuurzee {zn.}
incendio [m] (el ~)
Vier gezinnen kwamen om in de brand.
Cuatro familias murieron en el incendio.
In geval van brand, bel 119.
En caso de incendio, marque 119.
brand (mv. branden) [m] {zn.}
carbón [m] (el ~)
caries [v] (la ~)
añublo [m] (el ~)
neguilla
tizón [m] (el ~)
brand (mv. branden) {zn.}
tizón [m] (el ~)
carbón [m] (el ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Gisterenavond waren er vijf branden.

Hubo cinco incendios anoche.

De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.

El pastor dijo que Tom iba a arder en el infierno.

Met deze ogen zal ik bergen zien branden.

Con estos ojos, veré arder a las montañas.


Gerelateerd aan branden

verbranden - distilleren - overhalen - stoken - destilleren - aan zijn - braden - roosteren - brand - vuurzee