Vertaling van chaufferen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
chaufferen, rijden, vervoeren {ww.}
conducir
dirigir
dirigir
wij chaufferen
jullie chaufferen
zij chaufferen
nosotros conducimos
vosotros conducís
ellos/ellas conducen
» meer vervoegingen van conducir
Mijn grote broer kan rijden.
Mi hermano mayor sabe conducir.
Dronken rijden is een serieus probleem.
Conducir ebrio es un problema serio.