Vertaling van delen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
partir
dividir

wij delen
jullie delen
zij delen

nosotros partimos
vosotros partís
ellos/ellas parten
» meer vervoegingen van partir

deel (mv. delen) [o],  {zn.}
movimiento [m] (el ~)
deel (mv. delen) [o], aandeel [o], portie [v], rantsoen [o], taks [m] {zn.}
parte [v] (la ~)
poción [v] (la ~)
ración [v] (la ~)
Een deel van zijn verhaal is waar.
Parte de su relato es verdad.
Japan moet het grootste deel van zijn grondstoffen importeren.
Japón debe importar la mayor parte de sus materias primas.
band [m], deel (mv. delen) [o], boekdeel [o], volume {zn.}
volumen [m] (el ~)
tomo [m] (el ~)
Zet het volume eens wat zachter.
Por favor, baja el volumen.
deel (mv. delen), gedeelte, onderdeel, stuk, part {zn.}
parte [v] (la ~)
porción [v] (la ~)
Ze geeft het grootste deel van haar geld uit aan kleren.
Ella gasta la mayor parte de su dinero en ropa.
Eindelijk heeft de lente dit deel van Japan bereikt.
Por fin la primavera ha llegado a esta parte de Japón.


Gerelateerd aan delen

afbreken - splitsen - opsplitsen - verdelen - deel - - aandeel - portie - rantsoen - taks - band - boekdeel - volume - gedeelte - onderdeel