Vertaling van drijven
Inhoud:
Nederlands
Spaans
drijven, aandrijven, opjagen, voortdrijven {ww.}
arrear
impeler
acuciar
impeler
acuciar
wij drijven
jullie drijven
zij drijven
nosotros arreamos
vosotros arreáis
ellos/ellas arrean
» meer vervoegingen van arrear
drijven, zwemmen, baden {ww.}
nadar
bañarse
bañarse
wij drijven
jullie drijven
zij drijven
nosotros nadamos
vosotros nadáis
ellos/ellas nadan
» meer vervoegingen van nadar
Ik kan zwemmen.
Sé nadar.
Het is gevaarlijk om te baden in deze rivier.
Es peligroso bañarse en este río.
drijven, afdrijven, op drift zijn {ww.}
ir a la deriva
dobberen, drijven, vlotten {ww.}
sobrenadar
flotar
flotar
wij drijven
jullie drijven
zij drijven
nosotros sobrenadamos
vosotros sobrenadáis
ellos/ellas sobrenadan
» meer vervoegingen van sobrenadar