Vertaling van feest

Inhoud:

Nederlands
Spaans
feest [o], festiviteit [v], fuif [v], partij [v] {zn.}
fiesta [v] (la ~)
Ik heb hen uitgenodigd voor het feest.
Les invité a la fiesta.
Het feest eindigde om negen uur.
La fiesta terminó a las nueve.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

We hebben een feest volgende zaterdag.

Tenemos una fiesta el próximo sábado.

Het feest eindigde om negen uur.

La fiesta terminó a las nueve.

Op het feest, was iedereen goed gekleed.

Todos estaban bien vestido en la fiesta.

Ze gaven een groot feest voor mij.

Ellos me hicieron una gran fiesta.

Ik heb hen uitgenodigd voor het feest.

Les invité a la fiesta.

Er zijn maar tien mensen opgedaagd voor het feest.

Solo diez personas se presentaron a la fiesta.

Ze kwam niet opdagen bij het feest gisteren.

Ella no se presentó en la fiesta ayer.

Ik kwam Mary tegen op het feest afgelopen week.

Me encontré con Mary en la fiesta de la semana pasada.

We hebben een romanschrijver en een poëet uitgenodigd voor het feest.

Invitamos a un novelista y a un poeta a la fiesta.

Ze had geen jurk om naar het feest mee te gaan.

Ella no tenía ropa para ir a la fiesta.


Gerelateerd aan feest

festiviteit - fuif - partij