Vertaling van gebouw

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bouw [m], constructie [v], gebouw [o], opbouw {zn.}
construcción [v] (la ~)
Het gebouw is op het moment in aanbouw.
El edificio está en construcción.
bouwwerk [o], gebouw [o], perceel [o], bouwsel, constructie {zn.}
edificio [m] (el ~)
construcción [v] (la ~)
Kijk naar dat gebouw.
Mira aquél edificio.
Kijk naar het grote gebouw daar.
Mira aquel gran edificio.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Kijk naar dat gebouw.

Mira aquél edificio.

Het VN-gebouw is zeer indrukwekkend.

El edificio de la ONU es muy impresionante.

Moet je dat hoge gebouw zien.

Mira a ese edificio alto.

Dat is het gebouw waar papa werkt.

Ése es el edificio donde papá trabaja.

De politie heeft het gebouw omsingeld.

La Policía ha rodeado el edificio.

Kijk naar het grote gebouw daar.

Mira aquel gran edificio.

Het gebouw is op het moment in aanbouw.

El edificio está en construcción.

Morgen gooi ik voor de lol een watermeloen van het dak van een vijf verdiepingen tellend gebouw.

Mañana voy a arrojar una sandía desde el techo de un edificio de cinco pisos porque sí.


Gerelateerd aan gebouw

bouw - constructie - opbouw - bouwwerk - perceel - bouwsel