Vertaling van geducht
Inhoud:
Nederlands
Spaans
fiks, geducht, krachtig, sterk, straf, zwaar {bn.}
fuerte
bang zijn voor, duchten, schromen, terugschrikken voor, vrezen {ww.}
temer
ik heb geducht
jij hebt geducht
hij/zij/het heeft geducht
yo he temido
tú has temido
él/ella ha temido
» meer vervoegingen van temer
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
No tengas miedo, porque no hay nada que temer.