Vertaling van geslacht

Inhoud:

Nederlands
Spaans
geslacht [o], huis [o], pand [o], familie [v] {zn.}
casa [v] (la ~)
Ik wil naar huis.
Quiero irme a casa.
Dat huis is groot.
Aquella casa es grande.
geslacht [o], stam [m], volksstam {zn.}
tribu [v] (la ~)
pueblo [m] (el ~)
gens
Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.
Los europeos trataron de civilizar a la tribu.
sexe [v], geslacht [o], kunne {zn.}
sexo [m] (el ~)
generatie [v], geslacht [o] {zn.}
generación [v] (la ~)
Ze werd slechts een generatie voorbij slavernij geboren; in een tijd toen er geen auto's op de weg reden en geen vliegtuigen in de lucht vlogen; toen iemand als zij om…
Ella nació en la generación siguiente a la esclavitud; en una época en la que no había ni coches en las carreteras ni aviones en el cielo; en una época en la que…
klasse [v], geslacht [o], woordgeslacht {zn.}
género [m] (el ~)
slachten, afslachten {ww.}
matar

ik heb geslacht
jij hebt geslacht
hij/zij/het heeft geslacht

yo he matado
has matado
él/ella ha matado
» meer vervoegingen van matar


Gerelateerd aan geslacht

huis - pand - familie - stam - volksstam - sexe - kunne - generatie - klasse - woordgeslacht - slachten - afslachten