Vertaling van geven
wij geven
jullie geven
zij geven
nosotros damos
vosotros dais
ellos/ellas dan
» meer vervoegingen van dar
Voorbeelden in zinsverband
Koeien geven melk.
Las vacas dan leche.
Zij geven niets.
No dan nada.
Hebt u nog iets aan te geven?
¿Tiene usted algo que declarar?
Weinig politici geven hun fouten toe.
Pocos políticos admiten sus errores.
Niemand kon het juiste antwoord geven.
Nadie pudo dar la respuesta correcta.
Ik zal je een goed advies geven.
Te daré un buen consejo.
Ik zal hem het boek morgen geven.
Le daré el libro mañana.
Ik zal jou dit boek geven.
Te voy a dar este libro.
Heeft u iets aan te geven?
¿Tienes algo que declarar?
Kunt u ons een paar voorbeelden geven?
Danos unos ejemplos, por favor.
Hij weigerde hen de informatie te geven.
Él se negó a darles la información.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Fui hoy a donar sangre.
Ik zal u dit fototoestel geven.
Te daré esta cámara.
Ik wil een plant aan mama geven.
Quiero regalar una planta a mamá.
Ik zal je een goed advies geven.
Te daré un buen consejo.