Vertaling van groot

Inhoud:

Nederlands
Spaans
groot {bn.}
grande
groot, volgroeid, volwassen {bn.}
adulto
breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, wijd {bn.}
vasto
amplio
grootmaken {ww.}
abultar

ik maak groot
jij maakt groot

yo abulto
abultas
» meer vervoegingen van abultar

dresseren, grootbrengen, kweken, opleiden, opvoeden {ww.}
educar

ik breng groot
jij brengt groot
hij/zij/het brengt groot

yo educo
educas
él/ella educa
» meer vervoegingen van educar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Haar vader is groot.

Su padre es alto.

Deze honden zijn groot.

Estos perros son grandes.

Zijn ze groot?

¿Son altas?

Uw vader is groot.

Su padre es alto.

Dat huis is groot.

Aquella casa es grande.

Het boek is groot.

El libro es grande.

Het is te groot.

Es demasiado grande.

Dit is te groot.

Esto es demasiado grande.

Ik heb een groot probleem.

Tengo un gran problema.

Omdat het te groot is.

Porque es demasiado grande.

China is een groot land.

China es un gran país.

Deze kamer is groot genoeg.

Este cuarto es lo suficientemente grande.

Hoe groot is uw familie?

¿Cómo de grande es su familia?

Mijn lepel is te groot!

¡Mi cuchara es demasiado grande!

Ik heb een groot gezin.

Tengo una familia numerosa.