Vertaling van haast

Inhoud:

Nederlands
Spaans
haastigheid [v], haast, ijl {zn.}
prisa [v] (la ~)
Ik heb haast!
¡Tengo que darme prisa!
Haast je langzaam.
Date prisa lentamente.
alras, dra, gauw, haast, spoedig, weldra, welhaast, binnenkort {bw.}
luego
pronto
bijna, bijkans, haast, schier, vrijwel, welhaast, zo goed als, zowat {bw.}
casi
por poco
dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn {ww.}
apremiar
urgir

ik haast
jij haast
hij/zij/het haast

yo apremio
apremias
él/ella apremia
» meer vervoegingen van apremiar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Haast je alsjeblieft!

¡Por favor, apurate!

Ik heb haast!

¡Tengo que darme prisa!

Haast je langzaam.

Date prisa lentamente.

We zijn haast een gezin.

Somos prácticamente de la familia.

Haast je!

¡Apúrese!

Haast je, of je haalt de trein niet.

Date prisa o perderás el tren.

Ik vond het haast eng om je een hele dag niet online te zien.

Me estaba preocupando un poco no verte online en todo el día.

Om zo snel te lopen moet hij haast wel steroïden hebben genomen.

Él debe haberse drogado para correr tan rápido

"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."

-Tengo muchísima prisa... Por razones que no puedo decir -Dima le respondió a la mujer-. Por favor, sólo déjeme probarme ese traje de ahí.


Gerelateerd aan haast

haastigheid - ijl - alras - dra - gauw - spoedig - weldra - welhaast - binnenkort - bijna - bijkans - schier - vrijwel - zo goed als - zowat