Vertaling van haasten
Inhoud:
Nederlands
Spaans
dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn {ww.}
apremiar
urgir
urgir
wij haasten
jullie haasten
zij haasten
nosotros apremiamos
vosotros apremiáis
ellos/ellas apremian
» meer vervoegingen van apremiar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Laten we ons haasten.
Démonos prisa.
Ik heb er een hekel aan om 's morgens te moeten haasten.
Detesto tener que apresurarme en la mañana.