Vertaling van handel

Inhoud:

Nederlands
Spaans
koopmanschap [o], nering [v], handel, negotie, transactie, zaak {zn.}
negocio [m] (el ~)
comercio [m] (el ~)
handelen, ageren, doen, bezig zijn, optreden, te werk gaan {ww.}
actuar
obrar

ik handel

yo actúo
» meer vervoegingen van actuar

We moeten snel handelen.
Debemos actuar rápido.
optreden, ageren, doen, bezig zijn, handelen, te werk gaan {ww.}
actuar
obrar

ik handel

yo actúo
» meer vervoegingen van actuar

tussenkomen, optreden, ageren, doen, bezig zijn, handelen, te werk gaan {ww.}
actuar
obrar

ik handel

yo actúo
» meer vervoegingen van actuar



Gerelateerd aan handel

koopmanschap - nering - negotie - transactie - zaak - handelen - ageren - doen - bezig zijn - optreden - te werk gaan - tussenkomenhandelen