Vertaling van harken
Inhoud:
Nederlands
Spaans
harken, aanharken, opharken, uitkammen {ww.}
rastrillar
wij harken
jullie harken
zij harken
nosotros rastrillamos
vosotros rastrilláis
ellos/ellas rastrillan
» meer vervoegingen van rastrillar
hark (mv. harken) {zn.}
rastrillo