Vertaling van hebben
poseer
wij hebben
jullie hebben
zij hebben
nosotros tenemos
vosotros tenéis
ellos/ellas tienen
» meer vervoegingen van tener
Voorbeelden in zinsverband
We hebben gisteren getennist.
Jugamos al tenis ayer.
Hebben jullie geen dorst?
¿No tienes sed?
We hebben geld nodig.
Necesitamos dinero.
We hebben geen suiker.
No tenemos azúcar.
Wij hebben genoeg tijd.
Tenemos tiempo suficiente.
We hebben geen suiker.
No tenemos azúcar.
We hebben veel tijd.
Tenemos mucho tiempo.
We hebben geen suiker.
No tenemos azúcar.
We hebben twee oren.
Tenemos dos orejas.
Vogels hebben vleugels.
Los pájaros tienen alas.
Hoeveel pennen hebben jullie?
¿Cuántos bolígrafos tienes?
Kinderen hebben liefde nodig.
Los niños necesitan amor.
We hebben gisteren gehonkbald.
Ayer jugamos al béisbol.
We hebben twee kinderen.
Tenemos dos hijos.
Japanners hebben donkere ogen.
Los japoneses tienen ojos oscuros.