Vertaling van heerschap

Inhoud:

Nederlands
Spaans
heer [m], heerschap [o], meneer [o], mijnheer [o] {zn.}
señor [m] (el ~)
caballero [m] (el ~)
Dank u, meneer.
Gracias, señor.
U mag nu gaan, meneer.
Puede irse ahora, señor.


Gerelateerd aan heerschap

heer - meneer - mijnheer