Vertaling van het doen
meter
colocar
obrar
obrar
obrar
Voorbeelden in zinsverband
Een van ons tweeën moet het doen.
Uno de nosotros dos tiene que hacerlo.
Wat ben je aan het doen?
¿Qué es lo que haces?
Wat was je aan het doen?
¿Qué estabas haciendo?
Wat is hij aan het doen?
¿Qué hace?
Ieder van u kan het doen.
Cualquiera de ustedes puede hacerlo.
Wat ben je godsnaam aan het doen?
¿Qué demonios te crees que estás haciendo?
Wat ben je aan het doen?
¿Qué es lo que haces?
Wat is Ken aan het doen?
¿Qué hace Ken?
Ik ben de afwas aan het doen.
Estoy lavando los platos.
Kijk wat Mary aan het doen is.
Mirá lo que está haciendo Mary.
Vertel niemand wat we aan het doen zijn.
No le digas a nadie lo que estamos haciendo.
Hee jij daar! Wat ben je aan het doen?
¡Oye tú! ¿Qué estás haciendo?
Wat denk je dat ik aan het doen was?
¿Qué crees que estaba haciendo?
Wat zijn we volgende week om deze tijd aan het doen?
¿Qué estaremos haciendo a esta hora la próxima semana?
Als ik je een spekje kon sturen, Trang, zou ik het doen.
Si pudiera enviarte un malvavisco, Trang, lo haría.