Vertaling van kennen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bekend zijn met, kennen {ww.}
conocer

wij kennen
jullie kennen
zij kennen

nosotros conocemos
vosotros conocéis
ellos/ellas conocen
» meer vervoegingen van conocer

Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
El pasado lo podemos conocer pero no cambiar. El futuro lo podemos cambiar pero no conocer.
kennis [v], wetenschap [v], kennen {zn.}
conocimiento
sabiduría
Kennis is macht.
Conocimiento es poder.
Kennis is macht.
El conocimiento es poder.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

We kennen hem.

Le conocemos.

We kennen hem niet.

No le conocemos.

We kennen haar niet.

No la conocemos.

Vanwaar kennen jullie elkaar?

¿De dónde se conocen el uno al otro?

We kennen elkaar al.

Ya nos conocemos el uno al otro.

We kennen hem niet.

No lo conocemos.

We kennen haar niet.

No la conocemos.

Hij lijkt ons te kennen.

Él parece conocernos.

Mijn ouders kennen mijn vriendin.

Mis padres conocen a mi novia.

Kennen jullie mijn broer Masao?

¿Conocéis a mi hermano Masao?

Heel veel mensen kennen hem.

Muchísimas personas lo conocen.

Blij u te leren kennen, Ken.

Encantado de conocerlo, Ken.

Ik heb haar leren kennen in Londen.

La conocí en Londres.

Heb je hem pas leren kennen?

¿Acabas de conocerle?

Ze kennen elkaar niet erg goed.

No se conocen muy bien.


Gerelateerd aan kennen

bekend zijn met - kennis - wetenschap