Vertaling van kies
Inhoud:
Nederlands
Spaans
kies {zn.}
molar
muela
muela
delicaat, fijn, gevoelig, iel, kies, kieskeurig, tactvol, teder, teer {bn.}
fino
delicado
exquisito
delicado
exquisito
balloteren, kiezen, stemmen {ww.}
votar
balotar
balotar
ik kies
yo voto
» meer vervoegingen van votar
Voor wie ga je stemmen?
¿A quién vas a votar?
In alle geval moet men "ja" stemmen in het referendum van 18 februari.
En cualquier caso hay que votar sí en el referéndum del 18 de febrero.
kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken {ww.}
elegir
escoger
escoger
ik kies
yo elijo
» meer vervoegingen van elegir
Je kon niet kiezen.
No podías escoger.
Je kon niet kiezen.
No podías escoger.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Kies één van deze prijzen.
Elige uno de estos premios.
Kies een jurk die jullie bevalt.
Escoge un vestido que te guste.