Vertaling van klimmen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen, bestijgen {ww.}
ascender al
ascender a
ascender
subir a
montar
subir
ascender a
ascender
subir a
montar
subir
wij klimmen
jullie klimmen
zij klimmen
nosotros ascendemos
vosotros ascendéis
ellos/ellas ascienden
» meer vervoegingen van ascender
klauteren, klimmen {ww.}
trepar
wij klimmen
jullie klimmen
zij klimmen
nosotros trepamos
vosotros trepáis
ellos/ellas trepan
» meer vervoegingen van trepar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Apen klimmen in bomen.
Los monos se suben a los árboles.
Een beer kan in een boom klimmen.
Un oso puede subirse a un árbol.
Niet op die ladder klimmen; hij is niet veilig.
No subas esa escalera, no es segura.
In een boom klimmen is voor een aap gemakkelijk.
Para un mono es fácil subirse a un árbol.