Vertaling van koppel
Inhoud:
Nederlands
Spaans
duo , koppel, paar, stel, tweetal {zn.}
par
Ik kocht een paar laarzen.
Compré un par de botas.
Mag ik een paar vragen stellen?
¿Puedo hacer un par de preguntas?
duo , stelletje , koppel, paar, span, stel, tweetal {zn.}
par
pareja
pareja
Het paar besloot een wees te adopteren.
La pareja decidió adoptar a un huérfano.
Tom neemt een paar dagen vrij.
Tom se está tomando un par de días libres.
koppelen, schakelen {ww.}
embragar
ik koppel
yo embrago
» meer vervoegingen van embragar
koppelen {ww.}
propnerse en matrimonio
mediar pedir la mano
proponer en matrtimonio
mediar pedir la mano
proponer en matrtimonio
koppelen {ww.}
acoplar
ik koppel
yo acoplo
» meer vervoegingen van acoplar