Vertaling van land

Inhoud:

Nederlands
Spaans
land [o] {zn.}
país [m] (el ~)
Ze verlieten hun land.
Ellos abandonaron su país.
Uit welk land kom je?
¿De qué país eres?
land [o], terrein [o], veld [o] {zn.}
campo [m] (el ~)
Ik ben opgegroeid in het land.
Yo crecí en el campo.
Bussen in het land komen gewoonlijk niet op tijd.
En el campo, los buses comúnmente no llegan a tiempo.
aarde [v], aardrijk [o], bodem [m], grond [m], land [o], aardbodem {zn.}
tierra [v] (la ~)
De aarde is rond.
La tierra es redonda.
Voelde je de aarde bewegen?
¿Sentiste a la tierra moverse?
aan land gaan, aan wal komen, landen {ww.}
atracar
abordar

ik land

yo atraco
» meer vervoegingen van atracar

dalen, landen, neerstrijken {ww.}
aterrizar

ik land

yo aterrizo
» meer vervoegingen van aterrizar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

De zeelui zagen land.

Los marineros vieron tierra firme.

Ze verlieten hun land.

Ellos abandonaron su país.

Japan is een rijk land.

Japón es un país rico.

Zwitserland is een mooi land.

Suiza es un país bello.

De hertog bezit veel land.

El duque tiene muchas tierras.

Nederland is een klein land.

Los Países Bajos son un país pequeño.

Uit welk land kom je?

¿De qué país eres?

Uit welk land kom je?

¿De qué país eres?

China is een groot land.

China es un gran país.

Zwitserland is een neutraal land.

Suiza es un país neutral.

Japan is een land van eilanden.

Japón es un país insular.

De misdadiger werd uit het land gezet.

El criminal fue exiliado.

De terroristen zwoeren wraak op dat land.

Los terroristas le juraron venganza al país.

Het hele land was bedolven onder sneeuw.

El país entero estaba cubierto de nieve.

Zijn er watervallen in jouw land?

¿Hay cascadas en tu país?


Gerelateerd aan land

terrein - veld - aarde - aardrijk - bodem - grond - aardbodem - aan land gaan - aan wal komen - landen - dalen - neerstrijken