Vertaling van lid

Inhoud:

Nederlands
Spaans
lid, lidmaat {zn.}
miembro [m] (el ~)
Ik ben lid van het basketbalteam.
Soy miembro del equipo de baloncesto.
Elk lid van de club was aanwezig.
Cada miembro del club estaba presente.
lid, term {zn.}
término [m] (el ~)
geleding [v], gewricht, knoop [m], lid, gelid {zn.}
artejo
artículo [m] (el ~)
articulación [v] (la ~)
aanhanger [m], lid, partijganger, partijlid {zn.}
secuaz [m] (el ~)
partidario [m] (el ~)
aanhanger [m], lid, lidmaat {zn.}
partidario [m] (el ~)
jongeheer [m], leuter [m], lul [m], pik [v], snikkel [m], lid, piemel, plasser, penis {zn.}
verga [v] (la ~)
pinga [v] (la ~)
pito [m] (el ~)
picha

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ik ben lid van het basketbalteam.

Soy miembro del equipo de baloncesto.

Elk lid van de club was aanwezig.

Cada miembro del club estaba presente.

Van welke club wil je lid worden?

¿A qué club quieres unirte?

Het is heel makkelijk om lid te worden van deze bibliotheek.

Es muy fácil hacerse miembro de esta biblioteca.


Gerelateerd aan lid

lidmaat - term - geleding - gewricht - knoop - gelid - aanhanger - partijganger - partijlid - jongeheer - leuter - lul - pik - snikkel - piemel