Vertaling van loog
Inhoud:
Nederlands
Spaans
loog {zn.}
lejía
liegen {ww.}
mentir
ik loog
jij loog
hij/zij/het loog
yo mentí
tú mentiste
él/ella mintió
» meer vervoegingen van mentir
Hij haatte liegen.
Él odiaba mentir.
De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.
Decir la verdad es mucho más sencillo que mentir.
de was doen, logen, wassen {ww.}
lavar
ik loog
yo lavo
» meer vervoegingen van lavar
Ik ga mijn auto wassen.
Voy a lavar mi coche.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Lavar, cortar y secar, por favor.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Hij loog tegen ons.
Él nos mintió.
Het is mogelijk dat Tom tegen je loog.
Es posible que Tom te haya mentido.