Vertaling van maand

Inhoud:

Nederlands
Spaans
maand {zn.}
mes [m] (el ~)
We verhuizen volgende maand.
Nos mudaremos el próximo mes.
Ik verhuisde een maand geleden.
Me mudé el mes pasado.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

We verhuizen volgende maand.

Nos mudaremos el próximo mes.

Ik neem vakantie volgende maand.

Voy a tomar vacaciones el próximo mes.

Ik verhuisde een maand geleden.

Me mudé el mes pasado.

Hij knipt zijn haar eens per maand.

Él se corta el pelo una vez por mes.

Hoeveel boeken leest ge per maand?

¿Cuántos libros lees al mes?

Hoeveel boeken lees je per maand?

¿Cuántos libros lees al mes?

Zijn oudere zus is afgelopen maand getrouwd.

Su hermana mayor se casó el mes pasado.

Volgende maand ga ik naar Parijs.

El mes que viene voy a ir a París.

Een maand is te weinig tijd.

Un mes es muy poco tiempo.

Ik ga elk maand naar de kapper.

Voy a la peluquería todos los meses.

De tentoonstelling blijft nog een maand geopend.

La exposición continuará abierta al público un mes más.

Zijn broer is afgelopen maand overleden.

Su hermano murió el mes pasado.

Ze was afgelopen maand in Amerika.

Ella estuvo en Estados Unidos el mes pasado.

Ik lees elke maand minstens één boek.

Yo leo por lo menos un libro al mes.

Ze draagt nu al een maand dezelfde hoed.

Ella ha estado usando el mismo sombrero por un mes.