Vertaling van maanden

Inhoud:

Nederlands
Spaans
manen, aanmanen, aansporen {ww.}
reprender
amonestar

wij maanden
jullie maanden
zij maanden

nosotros reprendimos
vosotros reprendisteis
ellos/ellas reprendieron
» meer vervoegingen van reprender

maand (mv. maanden) {zn.}
mes [m] (el ~)
We verhuizen volgende maand.
Nos mudaremos el próximo mes.
Ik verhuisde een maand geleden.
Me mudé el mes pasado.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ze is acht maanden zwanger.

Ella está embarazada de ocho meses.

Een jaar heeft twaalf maanden.

Un año tiene doce meses.

We zijn daar drie maanden gebleven.

Nos quedamos allí tres meses.

Ze zijn drie maanden geleden getrouwd.

Se casaron hace tres meses.

Ik studeer sinds tien maanden in China.

He estado estudiando en China por tres meses.

Ze zijn zes maanden geleden getrouwd.

Se casaron hace seis meses.

Hij zwerft al maanden door Europa.

Lleva deambulando por Europa durante meses.

Ik ben twee maanden geleden gestopt met roken.

Dejé de fumar hace seis meses.

Hij heeft vorig jaar drie maanden op zee doorgebracht.

El año pasado, él pasó tres meses en el mar.

Ik ben twee maanden geleden gestopt met roken.

Dejé de fumar hace seis meses.

Ze zijn zes maanden bezig geweest om het huis te bouwen.

Tardaron seis meses en construir la casa.

Na zes maanden in China zul je je realiseren dat je spijt hebt dat je die pizza niet hebt aangenomen voordat je vertrok.

Después de seis meses en China, vas a ver que lamentarás no haber aceptado esa pizza antes de partir.


Gerelateerd aan maanden

manen - aanmanen - aansporen - maand