Vertaling van maar

Inhoud:

Nederlands
Spaans
echter, maar, niettemin, toch {vw.}
sin embargo
no obstante
alleen, enkel, maar, pas, slechts, uitsluitend {bw.}
sólo
solamente
doch, maar, echter {vw.}
mas
pero
sino


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Reken maar uit.

Calcúlalo.

Maar mensen zijn verschillend.

Pero los seres humanos son diferentes.

Geen woorden, maar daden.

Actúa en vez de hablar.

Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.

Solo tengo una boca, pero tengo dos oídos.

Gaat u maar zitten waar u maar wilt.

Siéntate donde quieras.

We zijn maar eenmaal jong.

Sólo se es joven una vez.

Nee, maar ik speel tennis.

No, pero juego al tenis.

Het is maar een grapje.

Solo es una broma.

Maar die mogelijkheid lijkt onwaarschijnlijk.

Pero la posibilidad es improbable.

Maar ik heb geen geld.

Pero no tengo dinero.

Ik zeg het alleen maar!

Lo digo por decir.

Ik heb maar een wens.

Solo tengo un deseo.

We hebben alleen maar thee.

Sólo tenemos té.

Er is maar één alternatief.

Sólo queda una alternativa.

Maar hij heeft geluk gehad.

Pero él tuvo suerte.


Gerelateerd aan maar

echter - niettemin - toch - alleen - enkel - pas - slechts - uitsluitend - doch