Vertaling van maken
wij maken
jullie maken
zij maken
nosotros hacemos
vosotros hacéis
ellos/ellas hacen
» meer vervoegingen van hacer
wij maken
jullie maken
zij maken
nosotros escribimos
vosotros escribís
ellos/ellas escriben
» meer vervoegingen van escribir
wij maken
jullie maken
zij maken
nosotros creamos
vosotros creáis
ellos/ellas crean
» meer vervoegingen van crear
wij maken
jullie maken
zij maken
nosotros causamos
vosotros causáis
ellos/ellas causan
» meer vervoegingen van causar
wij maken
jullie maken
zij maken
nosotros fabricamos
vosotros fabricáis
ellos/ellas fabrican
» meer vervoegingen van fabricar
arreglar
restaurar
aderezar
wij maken
jullie maken
zij maken
nosotros reparamos
vosotros reparáis
ellos/ellas reparan
» meer vervoegingen van reparar
Voorbeelden in zinsverband
Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Los extranjeros me intrigan.
Aangenaam kennis te maken.
Mucho gusto.
Ga Mary wakker maken.
Vete a despertar a Mary.
Spinnen maken webben.
Las arañas tejen redes.
Ze zou iedereen gelukkig maken.
Ella haría a todos felices.
Ik zal u gelukkig maken.
Yo te haré feliz.
Ik zal u gelukkig maken.
Yo te haré feliz.
U kunt uw eigen maken.
Usted puede hacerse uno propio.
Hij is bang fouten te maken.
Él tiene miedo de cometer errores.
Dat heeft er niets mee te maken.
Eso no tiene nada que ver.
Hij houdt ervan wandelingen te maken.
Le gusta pasear.
Mag ik een foto van u maken?
¿Puedo tomarle una foto?
Wees niet bang om fouten te maken.
No tengas miedo de cometer errores.
Dit heeft niets met mij te maken.
Esto no tiene ninguna relación conmigo.
Wil je een korte wandeling maken?
¿Te apetece dar un paseo?