Vertaling van marcheren
Inhoud:
Nederlands
Spaans
lopen, marcheren {ww.}
marchar
wij marcheren
jullie marcheren
zij marcheren
nosotros marchamos
vosotros marcháis
ellos/ellas marchan
» meer vervoegingen van marchar
wij marcheren
jullie marcheren
zij marcheren
nosotros marchamos
vosotros marcháis
ellos/ellas marchan
» meer vervoegingen van marchar