Vertaling van nabij

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aan, bij, dichtbij, naast, nabij {vz.}
cerca de
junto a
al lado de
dichtbij, in de buurt van, nabij {vz.}
cerca de
dichtbij, nabij, vlakbij {bw.}
cerca


Gerelateerd aan nabij

aan - bij - dichtbij - naast - in de buurt van - vlakbij