Vertaling van nood
Inhoud:
Nederlands
Spaans
nood, noodzaak {zn.}
necesidad
behoefte , nood {zn.}
necesidad
gevaar, nood, onraad, perikel {zn.}
peligro
We zijn buiten gevaar.
Estamos fuera de peligro.
Gelukkig zijn ze aan het gevaar ontkomen.
Afortunadamente, escaparon del peligro.
armoe , ellende , narigheid , schamelheid , misère, nood {zn.}
miseria
inviteren, noden, uitnodigen, vragen {ww.}
invitar
ik nood
yo invito
» meer vervoegingen van invitar
Je mag uitnodigen wie je wilt.
Puedes invitar a quien quieras.