Vertaling van ongelijk
Inhoud:
Nederlands
Spaans
ongelijk, verschillend {bn.}
distinto
ongelijk, verschillend {bn.}
desigual
ongelijk, verschillend {bn.}
distinto
diferente
diferente
hobbelig, oneffen, ongelijk {bn.}
desigual
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Had ik ongelijk?
¿Estaba equivocada?
Hij heeft niet geheel ongelijk.
Él no está totalmente equivocado.