Vertaling van ontrouw

Inhoud:

Nederlands
Spaans
overspel [o] (het ~), echtbreuk [m] (de ~), ontrouw [m] (de ~) {zn.}
adulterio [m] (el ~)
afval [m], ontrouw, trouwbreuk {zn.}
deserción [v] (la ~)
afvallig, ontrouw, trouweloos {bn.}
renegado


Gerelateerd aan ontrouw

overspel - echtbreuk - afval - trouwbreuk - afvallig - trouweloos