Vertaling van opdragen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
opdragen, spanderen, spenderen, toewijden {ww.}
dedicar
ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen
yo dedicaré
tú dedicarás
él/ella dedicará
» meer vervoegingen van dedicar
celebreren, opdragen, vieren {ww.}
festejar
celebrar
celebrar
ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen
yo festejaré
tú festejarás
él/ella festejará
» meer vervoegingen van festejar
belasten met, opdracht geven, opdragen {ww.}
comisionar
encargar
encargar
ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen
yo comisionaré
tú comisionarás
él/ella comisionará
» meer vervoegingen van comisionar