Vertaling van openmaken
Inhoud:
Nederlands
Spaans
opendoen, openen, openmaken {ww.}
abrir
ik zal openmaken
jij zult openmaken
hij/zij/het zal openmaken
yo abriré
tú abrirás
él/ella abrirá
» meer vervoegingen van abrir
Mag ik het raam opendoen?
¿Puedo abrir la ventana?
Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?
¿Podría alguien abrir la puerta por favor?