Vertaling van ophalen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
beuren, heffen, ophalen, oprichten, tillen, verheffen {ww.}
alzar
levantar
levantar
ik zal ophalen
jij zult ophalen
hij/zij/het zal ophalen
yo alzaré
tú alzarás
él/ella alzará
» meer vervoegingen van alzar
afhalen, ophalen, komen halen {ww.}
ir a buscar a