Vertaling van opkomen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
opgaan, opkomen, opstaan, rijzen, stijgen, verrijzen, wassen {ww.}
subir
ik zal opkomen
jij zult opkomen
hij/zij/het zal opkomen
yo subiré
tú subirás
él/ella subirá
» meer vervoegingen van subir