Vertaling van opsplitsen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
partir
dividir

ik zal opsplitsen
jij zult opsplitsen
hij/zij/het zal opsplitsen

yo partiré
partirás
él/ella partirá
» meer vervoegingen van partir



Gerelateerd aan opsplitsen

afbreken - delen - splitsen - verdelen