Vertaling van opstaan
Inhoud:
Nederlands
Spaans
opstaan, uit bed komen {ww.}
levantarse de la cama
opstaan, verrijzen {ww.}
resucitar
ik zal opstaan
jij zult opstaan
hij/zij/het zal opstaan
yo resucitaré
tú resucitarás
él/ella resucitará
» meer vervoegingen van resucitar
gaan staan, opstaan {ww.}
levantarse
ponerse en pie
ponerse en pie
opgaan, opkomen, opstaan, rijzen, stijgen, verrijzen, wassen {ww.}
subir
ik zal opstaan
jij zult opstaan
hij/zij/het zal opstaan
yo subiré
tú subirás
él/ella subirá
» meer vervoegingen van subir
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Ik haat vroeg opstaan.
¡Odio levantarme temprano!
Ik wilde niet vroeg opstaan.
No me quería levantar temprano.