Vertaling van opsturen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
doen toekomen, sturen, opsturen, zenden, opzenden, verzenden {ww.}
enviar
expedir
despachar
expedir
despachar
ik zal opsturen
jij zult opsturen
hij/zij/het zal opsturen
yo enviaré
tú enviarás
él/ella enviará
» meer vervoegingen van enviar
Kun je dat per e-mail sturen?
¿Puedes enviar eso por e-mail?
We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.
Deberíamos enviar a Jordan al hospital.