Vertaling van overeenkomen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
afspreken, een schikking treffen, het eens zijn, overeenkomen {ww.}
convenir
ik zal overeenkomen
jij zult overeenkomen
hij/zij/het zal overeenkomen
yo convendré
tú convendrás
él/ella convendrá
» meer vervoegingen van convenir