Vertaling van pas

Inhoud:

Nederlands
Spaans
pas [m], paspoort [o] {zn.}
pasaporte [m] (el ~)
Ik ben mijn paspoort kwijt!
¡Perdí mi pasaporte!
Ik ben mijn paspoort kwijt!
¡Perdí mi pasaporte!
pas, schrede, stap, tred, voetstap {zn.}
paso [m] (el ~)
Nog één stap en je bent dood.
Un paso más, y serás hombre muerto.
Ik ben klaar. Wat is de volgende stap?
Ya terminé. ¿Cuál es el próximo paso?
alleen, enkel, maar, pas, slechts, uitsluitend {bw.}
sólo
solamente
bergpas [m], pas {zn.}
paso desfiladero
paso [m] (el ~)
paso de montaña
desfiladero [m] (el ~)
juist, net, pas, straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
ahora mismo
hace un momento
recién
passen, passen in {ww.}
caber

ik pas

yo quepo
» meer vervoegingen van caber

gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
ser conveniente
convenir

ik pas

yo convengo
» meer vervoegingen van convenir

passen, aanpassen {ww.}
probar

ik pas

yo pruebo
» meer vervoegingen van probar

Mag ik deze jurk passen?
¿Me puedo probar este vestido?
betamen, horen, behoren, passen, voegen {ww.}
ser decoroso
ser conveniente
ser conforme
beproeven, passen, aanpassen, proberen, toetsen, uitproberen {ww.}
probar
intentar
ensayar

ik pas

yo pruebo
» meer vervoegingen van probar

Ik denk dat het het proberen waard is.
Creo que vale la pena intentar.
Als het deze keer niet lukt, kunnen we nog eens proberen.
Si sale mal esta vez, podemos intentar de nuevo.
passen, aanpassen {ww.}
probar

ik pas

yo pruebo
» meer vervoegingen van probar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Pas op dat ge niet valt!

Cuidado de no caerte.

Hij kwam pas toen ik belde.

Él no vino hasta que yo llamé.

Pas op de kinderen deze namiddag.

Cuida a los niños esta tarde.

Pas op voor dieven in deze omgeving.

Ojo con los ladrones por aquí.

We hebben uw brief gisteren pas ontvangen.

Tan solo ayer recibimos tu carta.

Heb je hem pas leren kennen?

¿Acabas de conocerle?

Dit boek zal je goed van pas komen.

Este libro será de gran utilidad para ti.

Toen de grote aardbeving gebeurde, was ik pas tien jaar.

Yo solo tenía diez años cuando ocurrió el gran terremoto.

Pas toen Chikako bij me wegging realizeerde ik mij hoeveel ik van haar hield.

No fue sino hasta que Chikako me dejó que me di cuenta de cuanto la amaba.

Geloof hen die waarheid zoeken, pas op voor wie haar vinden.

Cree a aquellos que buscan la verdad, ten cuidado con aquellos que la encuentran.

"Wist je dat de dochter van de buurman al getrouwd is?" 'Je zegt niet! Ze is pas achttien!"

«¿Sabías que la hija del vecino ya está casada?» «¡No me digas! ¡Si sólo tiene dieciocho años!»


Gerelateerd aan pas

paspoort - schrede - stap - tred - voetstap - alleen - enkel - maar - slechts - uitsluitend - bergpas - juist - net - straks - zojuist