Vertaling van pijn

Inhoud:

Nederlands
Spaans
pijn [v], wee, zeer [o] {zn.}
dolor [m] (el ~)
Mijn buik doet pijn.
Tengo dolor de estómago.
De pijn was ondraaglijk.
El dolor era insoportable.
den [m], denneboom [m], pijnboom [m], pijn [m], mastboom {zn.}
pino [m] (el ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Mijn buik doet pijn.

Tengo dolor de estómago.

De pijn was ondraaglijk.

El dolor era insoportable.

Waar doet het pijn?

¿Dónde te duele?

Mijn hart doet pijn.

Mi corazón está lleno de dolor.

Mijn voeten doen pijn.

Me duelen los pies.

Mijn hoofd doet echt pijn.

Me duele mucho la cabeza.

Doe me alsjeblieft geen pijn.

No me hagas daño por favor.

Mijn arm doet vreselijk pijn.

Mi brazo duele mucho.

Ik heb pijn in de borst.

Me duele el pecho.

Ik kan de pijn niet meer uitstaan.

No puedo soportar más el dolor.

Ik heb pijn aan mijn ogen.

Me duelen los ojos.

De pijn was voor hem onverdraaglijk.

El dolor era más intenso de lo que podía soportar.

Mijn benen doen nog steeds pijn.

Todavía me duelen las piernas.

Ik wou u geen pijn doen.

Mi intención no era ofenderte.

Mijn rug doet nog steeds pijn.

La espalda todavía me duele.


Gerelateerd aan pijn

wee - zeer - den - denneboom - pijnboom - mastboom