Vertaling van pik

Inhoud:

Nederlands
Spaans
jongeheer [m], leuter [m], lul [m], pik [v], snikkel [m], lid, piemel, plasser, penis {zn.}
verga [v] (la ~)
pinga [v] (la ~)
pito [m] (el ~)
picha
pikken, priemen, prikken, steken {ww.}
pinchar
punzar
picar

ik pik

yo pincho
» meer vervoegingen van pinchar

aanzien, dulden, toelaten, tolereren, velen, verdragen, pikken {ww.}
tolerar

ik pik

yo tolero
» meer vervoegingen van tolerar


Gerelateerd aan pik

jongeheer - leuter - lul - snikkel - lid - piemel - plasser - penis - pikken - priemen - prikken - steken - aanzien - dulden - toelaten