Vertaling van plaats

Inhoud:

Nederlands
Spaans
plaats [v] {zn.}
lugar geométrico
erf [o], binnenplaats [v], hof [o], plaats [v] {zn.}
corral [m] (el ~)
patio [m] (el ~)
ambt [o], baan [v], betrekking [v], werkkring [m], plaats [v], post, wachtpost {zn.}
cargo [m] (el ~)
puesto [m] (el ~)
dorp [o], plaats [v] {zn.}
lugar [m] (el ~)
pueblo [m] (el ~)
aldea [v] (la ~)
Hij woont in een dorp.
Él vive en una aldea.
De wereld is een klein dorp.
El mundo es un pequeño pueblo.
stad [v], plaats [v] {zn.}
ciudad [v] (la ~)
urbe [v] (la ~)
población [v] (la ~)
Wat een prachtige stad!
¡Qué hermosa ciudad!
Bevalt de stad je?
¿Te gusta la ciudad?
lokaal, plaats [v], plek, oord {zn.}
sitio [m] (el ~)
Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.
Por favor, devuélvelo a su sitio.
"Ja, dat ben ik," zei Al-Sayib. "Maar er is er minstens één van ons in elk land. En we houden allemaal van Fanta en van noobs op hun plaats zetten."
—Sí, soy yo —dijo Al-Sayib—; pero hay al menos uno de nosotros en cada país. Y a todos nos gusta la Fanta, igual que poner a los novatos en su sitio.
lokaliteit [v], oord, plaats [v], ruimte, zetel [m] {zn.}
lugar [m] (el ~)
sitio [m] (el ~)
Is er ruimte voor nog iemand?
¿Hay lugar para otra persona?
De ontmoeting had gisteren plaats.
La reunión tuvo lugar ayer.
ambt [o], baan [v], betrekking [v], werkkring [m], plaats [v], functie {zn.}
empleo [m] (el ~)
función [v] (la ~)
oficio [m] (el ~)
cargo [m] (el ~)
Tom is op zoek naar een baan.
Tom está buscando un empleo.
Jouw baan hangt aan een zijden draadje.
Tu empleo pende de un hilo.
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
colocar
meter
poner

ik plaats

yo coloco
» meer vervoegingen van colocar

leggen, plaatsen, situeren, stationeren {ww.}
acomodar
situar

ik plaats

yo acomodo
» meer vervoegingen van acomodar

onderbrengen, plaatsen, uitzetten {ww.}
colocar

ik plaats

yo coloco
» meer vervoegingen van colocar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

De ontmoeting had gisteren plaats.

La reunión tuvo lugar ayer.

Pardon, is die plaats bezet?

Disculpe, ¿ese asiento está ocupado?

Op je plaats, klaar, af!

¡En sus marcas, listos, ya!

Waar is de mooiste plaats op aarde?

¿Dónde está el lugar más hermoso del mundo?

Ik wil tijd in plaats van geld.

Yo deseo tiempo en lugar de dinero.

De middeleeuwen maakten plaats voor de renaissance.

La Época Medieval dio paso al Renacimiento.

Wat zoudt ge doen in mijn plaats?

¿Que harías tú si estuvieses en mi lugar?

Wat zou je in mijn plaats doen?

¿Que harías tú si estuvieses en mi lugar?

Wat zoudt ge doen in mijn plaats?

¿Qué haría usted en mi lugar?

Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.

Por favor, devuélvelo a su sitio.

De vereniging van Schotland en Engeland vond plaats in 1706.

La unión de Escocia e Inglaterra se dio a lugar en 1706.

Zeg dat ze plaats voor de helikopter moeten maken.

Dile a esas personas que se aparten para que el helicóptero pueda aterrizar.

Hij ging naar daar in plaats van zijn vader.

Él fue allí en lugar de su padre.

Speel buiten in plaats van televisie te kijken.

Ve a jugar afuera en vez de ver la tele.

Wij gebruiken stokjes in plaats van vork en mes.

Utilizamos palillos chinos en lugar de tenedor y cuchillo.


Gerelateerd aan plaats

erf - binnenplaats - hof - ambt - baan - betrekking - werkkring - post - wachtpost - dorp - stad - lokaal - plek - oord - lokaliteit