Vertaling van plan

Inhoud:

Nederlands
Spaans
doel [o], bedoeling [v], strekking [v], plan [o], toeleg [m], voornemen [o], zin [m] {zn.}
intención [v] (la ~)
Dat was niet mijn bedoeling.
No era mi intención.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
No fue mi intención golpearlo.
ontwerp, opzet, plan [o], plattegrond {zn.}
plan
plano [m] (el ~)
Het plan zal werken.
El plan funcionará.
Zijn plan is gevaarlijk!
Su plan es peligroso.
hoogte, niveau, peil, plan [o] {zn.}
nivel [m] (el ~)
Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
Cuando usamos esperanto, estamos al mismo nivel, por lo menos, lingüístico.
Ik wil graag in China studeren om het niveau van mijn Chinees te verbeteren.
Me gustaría ir a China a estudiar para mejorar mi nivel de chino.
blauwdruk [m], concept [o], ontwerp, plan [o], project {zn.}
plan
proyecto [m] (el ~)
plano [m] (el ~)
Het is een ambitieus project.
Es un proyecto ambicioso.
Hij voerde het plan uit.
Él ejecutó el plan.
beramen, ontwerpen, plannen {ww.}
tramar
proyectar

ik plan

yo tramo
» meer vervoegingen van tramar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Het plan zal werken.

El plan funcionará.

Zijn plan is gevaarlijk!

Su plan es peligroso.

Hij voerde het plan uit.

Él ejecutó el plan.

Het nieuwe plan werkte prima.

El nuevo plan funcionó bien.

Leg me je plan uit.

Háblame acerca de tu plan.

We moeten ons plan veranderen.

Tenemos que cambiar nuestro plan.

Wat was hij van plan?

¿Qué pretendía?

We hebben een plan nodig.

Necesitamos un plan.

Niets zal mijn snood plan belemmeren.

Nada interferirá con mi diabólico plan.

Ik ben van plan advocaat te worden.

Pretendo hacerme abogado.

Niets zal mijn snood plan belemmeren.

Nada interferirá con mi diabólico plan.

Hij besloot zijn plan geheim te houden.

Él se decidió a mantener su plan en secreto.

Dick is van plan alleen te gaan.

Dick planea ir solo.

Ik vond dat het plan onverstandig was.

Me di cuenta de que el plan no era sensato.

Wat ben je van plan voor het weekend?

¿Cuáles son tus planes para el fin de semana?


Gerelateerd aan plan

doel - bedoeling - strekking - toeleg - voornemen - zin - ontwerp - opzet - plattegrond - hoogte - niveau - peil - blauwdruk - concept - project