Vertaling van puur
Inhoud:
Nederlands
Spaans
regelrecht, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
absoluto
verregaand, vergaand, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
absoluto
drievoudig, driedubbel, drievuldig, driewerf, triple, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
absoluto
rasecht, volbloed, pur sang, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
absoluto
helder, louter, schoon, proper, puur, rein, zindelijk, zuiver {bn.}
limpio
puro
puro
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Het was puur toeval dat ik haar leerde kennen.
Fue enteramente accidental que yo llegara a conocerla.
Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.
Fue pura coincidencia que Mary y yo estuviéramos en el mismo tren.