Vertaling van schelen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
schelen, uiteenlopen, verschillen {ww.}
ser diferente
diferir

zij schelen

ellos/ellas difieren
» meer vervoegingen van diferir

absent zijn, afwezig zijn, schelen {ww.}
haber de menos
faltar

zij schelen

ellos/ellas faltan
» meer vervoegingen van faltar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Wie kan dat wat schelen?

¿A quién le importa eso?

Het kan Tom niet schelen met wie Mary uitgaat.

A Tom no le importa con quién salga Mary.

Ik weet dat het je niks kan schelen.

Sé que no te interesa.

Het kan me niet schelen of hij akkoord gaat of niet.

No me importa si él está de acuerdo o no.

Ik zou willen dat mijn cijfers me meer konden schelen, maar het lijkt erop dat ik op een gegeven moment in mijn leven besloten heb dat die niet zo belangrijk meer zouden zijn.

Desearía poder preocuparme más de mis notas pero parece que, en cierto punto de mi vida, decidí que ya no sería tan importante.


Gerelateerd aan schelen

uiteenlopen - verschillen - absent zijn - afwezig zijn